Bellen zoals in de Tweede Wereldoorlog in Telecommuseum: ‘Het verzet had een eigen telefoonnetwerk’

Veel Rotterdammers kunnen moeiteloos de talloze musea van de stad opnoemen. Maar het Houweling Telecommuseum in Noord is een stuk minder bekend. In dit museum staat de geschiedenis van de telefonie in Nederland en Rotterdam centraal. Vanaf dinsdag kunnen bezoekers kijken naar de nieuwe expositie: telecom in Rotterdam tijdens de Tweede Wereldoorlog.

In het museum maak je een tijdreis door de geschiedenis van de telefonie, van telefooncellen tot complete telefooncentrales en verschillende telefoontoestellen die nog geen paar decennia geleden doodnormaal waren, maar nu door jonge mensen vaak niet meer herkend worden. “Als je jonge mensen door het museum laat lopen en je aan ze vraagt of ze een nummer kunnen kiezen op een telefoon met een kiesschijf, weten ze vaak niet eens hoe dat werkt”, zegt Hans Noordhoek lachend aan de telefoon.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het grootste deel van het Rotterdamse telefoonnet nog handmatig: bellers werden doorverbonden met een telefooncentrale, waarna de telefoniste de beller handmatig doorverbond.

Het ondergrondse verzet in Rotterdam wilde echter ook kunnen bellen, zonder afgeluisterd te worden ‘door de Moffen’, en daarom legde het verzet haar eigen telefoonnet aan met niet-bestaande telefoonnummers van soms wel vijftien cijfers. “Als zo’n nummer met de telefooncentrale belde, wisten de telefonistes dus direct dat het om een telefoongesprek van het verzet ging”, vertelt Noordhoek.

Omdat er in de oorlog aan alles een chronisch gebrek was, werd het telefoonnet met alle materialen die voorhanden waren aangelegd, zoals belletjes met glas in plaats van koper en beton in plaats van staal.

In de nieuwe tentoonstelling wordt deze tijd terug tot leven gewekt met foto’s, video’s en anekdotes, maar ook een simulator waardoor de bezoeker net zoals in de Tweede Wereldoorlog telefoontjes van het verzet kan doorverbinden.

Het museum ontleent haar naam overigens aan de heer Houweling, die jarenlang de directeur van de telefooncentrale in Noord was. De centrale was van de jaren 20 tot begin jaren 70 actief en werd daarna vervangen door een geheel automatisch systeem. Dankzij Houweling en enkele oplettende monteurs “kon die oude rotzooi bewaard worden” en kon het museum op haar huidige locatie openen. Het museum is elke dinsdag gratis te bezoeken en op andere dagen op afspraak en een kleine betaling.

Meer Rotterdamse verhalen bekijken?

Volg ons dan ook op onze social media kanalen

Facebook YouTube Instagram Twitter Snapchat