TV-serie ‘De nieuwe Rotterdammers’ over statushouders in de stad

Gevlucht vanuit Syrië, Afghanistan, Eritrea of een ander onveilig land. Na een lange, barre, spannende en dure tocht, kom je aan in Nederland. Dan rest er nog één ding: asiel aanvragen. Op naar Ter Apel, want dat is de plaats waar dat moet. Wordt de aanvraag goedgekeurd, dan mag je (voorlopig) blijven en begint het inburgeren. Statushouders krijgen een gemeente toegewezen en kunnen daar beginnen met hun nieuwe leven. In Rotterdam zijn sinds 2016 iets meer dan 2400 statushouders, ze willen de taal leren, vrienden maken en werken. Toch gaat dat niet altijd even soepel in de Maasstad. Kijk maar eens:


Nieuwe aanpak moet meer statushouders aan werk helpen
Het is laat in de avond als het onderwerp statushouders ter sprake komt in de gemeenteraad op woensdag 21 februari. De cijfers uit de monitor Rotterdamse Aanpak Statushouders worden aangehaald: van de ruim 2400 statushouders hebben er sinds 2016 vier een betaalde baan gevonden. De rest ontvangt een uitkering.
De cijfers liegen niet, maar wat als er verder wordt gekeken dan de cijfers? Hoe gaat het dan met de Rotterdamse statushouders en hun zoektocht naar een baan?
“Zelf op zoek gaan naar een baan, die bij je past, onder begeleiding van een coach. Dat is de aanpak, waarmee statushouders een baan moeten vinden”, zegt Lotte Trienekens, projectcoördinator arbeidsparticipatie bij Vluchtelingenwerk. De gemeente werkt onder andere samen met stichting Vluchtelingenwerk om de arbeidsparticipatie van de nieuwe Rotterdammers te bevorderen.
Sinds maart 2018 hanteren zij samen een nieuwe aanpak die acht maanden duurt. De statushouder komt eerst in een pre-matching-traject. Hierbij hoort een intake, waarin bekeken wordt wie de persoon is, wat zijn of haar werk- en opleidingsverleden is en waar ze eventueel willen werken. Elke week vindt een coachingsgesprek plaats waarin doelen worden vastgesteld en krijgen de statushouders groepsgerichte trainingen en workshops over de Nederlandse arbeidsmarkt.

Tweede fase
Na acht weken wordt de pre-matching-fase afgerond en ligt er een plan klaar. “Met dit plan kunnen we op zoek naar een werkervaringsplek. De statushouders gaan in de tweede fase minimaal zestien uur per week maximaal zes maanden lang werkervaring opdoen”, vertelt Lotte.
Over de eerste resultaten van de nieuwe aanpak kan zij natuurlijk nog weinig zeggen. Wel wil ze benadrukken dat in het gehele traject de verantwoordelijkheid bij de statushouders ligt. “Ze moeten leren om zelf te zoeken naar een baan. Andere werkzoekenden krijgen ook geen lijst aangeboden waarop staat: hier kun je aan het werk. Ook zij moeten zelf aan de slag.”
Het doel van de nieuwe aanpak is dat in ieder geval dertig procent van de statushouders uitstroomt naar een betaalde baan.

Barrières
Een van de grootste barrières voor statushouders om snel een baan te vinden is de Nederlandse taal, blijkt uit het onderzoek ‘Statushouders aan het werk’. Een goede beheersing van de Nederlandse taal leidt niet alleen vaker tot betaald werk, maar ook tot werk dat aansluit bij het opleidingsniveau. Datzelfde onderzoek beweert dat discriminatie, gezondheid en hoge eisen van werkgevers de situatie ook belemmeren. “Stel een statushouder wil in de bouw werken, dan ben je gebonden aan bepaalde certificaten. Dat is logisch, dat is gewoon de Nederlandse wetgeving. Dat betekent wel dat je niet meteen moet zeggen: “de bouw, dat kan niet. In overleg met werkgevers kijken we dan wat de mogelijkheden zijn”, aldus Lotte.
Dat kennis en het leren van de Nederlandse taal belangrijke factoren zijn, staat voorop, ook voor Lotte. Toch hoeft dat niet altijd een belemmering te zijn, beaamt ze. “Neem nou iemand uit Eritrea die altijd op het land heeft gewerkt. Misschien spreekt hij of zij de taal niet, maar kennis over landbouw is wel aanwezig. Wat maakt zo iemand anders dan Poolse arbeidsmigranten die ook de taal niet spreken, maar wel vaak in kassen werken?”

Kader: hoe zat het ook alweer?
Vluchteling, asielzoeker of statushouder? Deze termen kunnen verwarrend zijn en worden soms door elkaar gebruikt. De begrippen verschillen in betekenis van elkaar. Hoe zat het ook alweer?
Asielzoeker: als asielzoeker roep je de bescherming van een ander land in. Dit gebeurt onder andere vanwege onveilige situaties in het thuisland. Op het moment dat een asielzoeker hulp inschakelt, bekijkt het land waaraan hulp wordt gevraagd of dat inderdaad zo is. Dit proces heet de asielprocedure.
Vluchteling: er is sprake van een ‘vluchteling’ als hij of zij wordt erkend volgens het Vluchtelingenverdrag. In dit verdrag staat dat asielzoekers niet teruggestuurd kunnen worden naar hun thuisland, als er een gegronde kans is op vervolging. De partij die besluit of dit het geval is, is de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Statushouders: de termen statushouders en vergunninghouders worden vaak door elkaar gebruikt. Ze betekenen hetzelfde. Vluchtelingen, die als asielzoekers worden erkend zijn officieel statushouders. Ze hebben een verblijfsvergunning voor drie jaar en mogen studeren en werken in Nederland. Na drie jaar mogen statushouders een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aanvragen.
Inburgeren: vergunninghouders (= hetzelfde als statushouders) zijn verplicht om binnen drie jaar in te burgeren. Dit wordt getoetst met het zogeheten inburgeringsexamen. Hiervoor moeten statushouders bijvoorbeeld laten zien dat ze kennis hebben van de Nederlandse taal, dat ze weten op welke manieren ze naar een baan kunnen zoeken en hoe ze een afspraak maken bij de dokter.
Naturalisatie: inburgeren is verplicht en naturalisatie een keuze. Heb je de inburgeringstoets gehaald, dan kom je in aanmerking voor naturalisatie, ofwel het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit en dus een Nederlands paspoort.

Van Syrië naar Nederland
De Syrische Naima Alkhassy (36) is bijna anderhalf jaar in Nederland samen met haar gezin. In Syrië behaalde ze haar bachelor degree voor het basisonderwijs. Ze werkte zowel in Syrië als in Dubai (waar haar man werkzaam was) als leerkracht in het basisonderwijs. “Toen mijn man weg moest, wilden we niet terug naar Syrië omdat hij daar het leger in moest. We besloten om naar Nederland te komen”, aldus Naima. “De keuze voor Nederland was snel gemaakt, want mijn man was weleens in Rotterdam geweest voor zijn werk. Hij werkte in de baggerindustrie en had hier een beurs.”
De man van Naima werkt inmiddels op het kantoor van een baggerbedrijf. Hij heeft een echte kantoorbaan van ’s morgens vroeg tot ’s avonds 18:00 uur.

Werken
Dat haar man inmiddels een fulltime baan heeft, weerhoudt Naima er niet van om ook graag te willen werken. “Ik wil graag als vertaler aan de slag of helpen op een basisschool.”
Ze legt de nadruk op het woord helpen, want Naima begrijpt dat het moeilijk is om echt voor de klas te staan door de taalbarrière en de verschillen in het onderwijs. “Maar op dat moment kan ik wel leren hoe scholen hier in elkaar steken.”
De eerste verschillen heeft ze inmiddels ontdekt. “Mijn kinderen zitten op de basisschool en ze werken op verschillende niveaus in de klas. In Syrië kreeg iedereen dezelfde les ongeacht het niveau, waarop ze werkzaam waren. Dat vind ik echt goed aan het Nederlands onderwijssysteem.”

Ambitie
Naima werkt al zeven jaar niet meer. Na de bevalling van haar kinderen stopte zij met werken. Zo gaat dat in Syrië, vertelt de christelijke basisschooljuf. Toch betekent dat niet dat ze nooit meer wil werken. “Ik heb jarenlang keihard gestudeerd voor mijn diploma’s. Als ik er aan denk dat ik niet meer aan de slag zou kunnen, dan maakt mij dat verdrietig.”
Ze geeft bovendien aan dat ze niet wil dat de kinderen haar zien als de moeder die altijd thuis was en ze wil meegeven dat het verdienen van eigen geld belangrijk is.
Aan ambitie ontbreekt het Naima niet. “Voordat ik echt aan de slag kan met betaald werk moet ik de Nederlandse taal beheersen, daar ben ik nu iedere dag mee bezig. Ik volg drie dagen per week drie uur lang een opleiding Nederlands.”

Vrijwilligerswerk
‘Vrijwilligerswerk? Dat willen vluchtelingen niet’ is een veel gehoorde kreet. ‘ Onzin’ zegt Naima. ‘Zoals ik eerder aangaf wil ik graag helpen op een basisschool. Ik ben in Syrië opgevoed met het idee dat je elkaar helpt. Niet alles hoeft gebaseerd te zijn op werk waar je geld voor krijgt.”
Al met al heeft Naima op kort termijn maar één doel voor ogen: haar Nederlandse taal verbeteren en  vrijwilligerswerk doen, om een netwerk op te bouwen en zo haar eigen brood te verdienen in de Nederlandse maatschappij.
En Naima is niet de enige die dat wil. Ahmad, Amir en Nader zijn drie jonge mannen die ook graag willen werken, maar nog geen baan hebben gevonden. Wat doen ze dan wel om dat te bereiken? Bekijk dat in de videoserie ‘De nieuwe Rotterdammers’

‘Ik wil de taal leren en bouwvakker worden’
De 19-jarige Ahmad Amani vluchtte twee jaar geleden van Afghanistan naar Nederland. Inmiddels woont hij in de buurt van Zuidplein en volgt hij drie dagen per week Nederlandse les. Hij heeft een grote droom: bouwvakker worden. 
<iframe width=”560″ height=”315″ src=”https://www.youtube.com/embed/fe-2cWWbbek” frameborder=”0″ allow=”autoplay; encrypted-media” allowfullscreen></iframe>

‘Rotterdam is mooi, mooier dan Amsterdam’
In Syrië studeerde hij economie, maar dat kan niet meer in Nederland. Hij denkt nu aan een horeca-opleiding. De 28-jarige Amir Naal is in zijn vrije tijd veel bezig met theater. Samen met een groep Nederlanders, Syriërs en een Afrikaanse man zijn ze aan het repeteren voor een bijzondere voorstelling.

‘De regels van landmeten in Syrië en Nederland verschillen niet’
Vluchtelingen? Ze pakken onze banen af! Het is zo’n kreet die je weleens hoort. De 32-jarige Nader Muhammed in ieder geval niet, hij loopt stage bij Facto Geo en wordt opgeleid tot landmeter. Een beroep waar momenteel een tekort aan is in Nederland.

Meer Rotterdamse verhalen bekijken?
Volg ons dan ook op onze social media kanalen
Facebook YouTube Instagram Twitter Snapchat