Rotterdam is een diverse stad, maar niet de meest diverse stad van het land. Die titel heeft Utrecht gekregen. Maar onze Maasstad is wel superdivers én doet ook heel op het gebied van diversiteit en inclusie. Al kan het altijd beter, benadrukt Hilda van Reeuwijk van de Rotterdamse antidiscriminatievoorziening Radar.
Utrecht is vorige week bestempeld tot de meest diverse stad van Europa. Volgens de jury in Brussel toont Utrecht zich als voorloper op het gebied van sociale gelijkheid, betrekt het de gemeenschappen in de stad uitvoerig bij haar plannen en werkt het daarnaast ook aan een inclusieve en diverse gemeentelijke organisatie. Maar dit betekent niet dat Rotterdam het ook niet goed doet op het gebied van bestrijden van discriminatie en inclusie. Integendeel juist: Rotterdam doet heel veel op dit gebied.
“Elke gemeente moet een onafhankelijke voorziening hebben waar mensen discriminatie kunnen melden en steun kunnen krijgen bij de behandeling van hun klacht”, vertelt Van Reeuwijk. In Rotterdam is dat Radar. Maar daar houdt het niet bij op: “Rotterdam maakt ook nog extra geld vrij voor inclusie. Er zijn bijvoorbeeld onderwijsprojecten, gastlessen die worden gegeven aan studenten en een project voor en door jongeren om discriminatie en racisme bespreekbaar te maken. Maar we hebben ook het Panel Deurbeleid Rotterdam, waarbij we ons richten op een inclusief deurbeleid in de Rotterdamse horeca en project IDEM, een kennis en expertise centrum voor professionals in het sociale domein. Met dit alles proberen we een Rotterdam te maken voor iedereen.”
En dat proberen, dat moeten we blijven doen. “Inclusie is iets waar je aan moet blijven werken. Het wordt vaak gezien als iets wat men moet behalen, maar het is natuurlijk iets waar geen einde aan komt. Inclusie is een manier van met elkaar omgaan die altijd dynamisch is en altijd beter kan.”
Drempels verlagen en discriminatie zichtbaar maken
Rotterdam kent daarom ook nog genoeg uitdagingen. “Rotterdam is een superdiverse stad en daarin ook echt uniek, want het heeft een andere demografische opbouw dan veel andere steden in Nederland.” De grootste uitdaging voor Radar is momenteel de bekendheid en het vertrouwen. “Ondanks dat Radar al veertig jaar actief is in Rotterdam, is de mogelijkheid om discriminatie te melden bij veel mensen nog onbekend”, vertelt Van Reeuwijk. “Tegelijkertijd denk ik ook dat dat komt, doordat er een steeds groter wantrouwen is van burger naar overheid, door alle misstanden en systematische discriminatie.” Het toeslagenschandaal, met enorm veel slachtoffers in Rotterdam, is hier een voorbeeld van.
“Ondanks dat wij onafhankelijk van gemeente en overheid opereren, worden wij soms wel als instantie gezien als onderdeel van, en dat voelt voor sommigen dus niet per se veilig. Dat is begrijpelijk, en daar moeten we aan werken.” Hoe Radar dat wil gaan doen? “Meer naar de Rotterdammer toe gaan. Veel samenwerken, veel met elkaar praten en elkaar serieus nemen.” Van Reeuwijk hoopt vooral dat Rotterdammers Radar steeds makkelijker weten te vinden. “Als we de verhalen van mensen horen, weten we steeds specifieker wat er aan de hand is.”
Belangrijk is ook dat omstanders die discriminatie zien gebeuren kunnen ingrijpen en ook kunnen melden. “Als je het ziet gebeuren, kan je het ook melden, dit zijn belangrijke signalen die inzicht geven in hoe discriminatie plaatsvindt. Iemand zei laatst in een van onze bijeenkomsten: ‘Ik ben een witte cisvrouw, wat kan ik nu betekenen? Maar ik ben juist iemand die moet opstaan, want naar mij wordt al geluisterd.’ En dat vond ik heel mooi, want wij als samenleving moeten de norm gaan stellen. Misschien kun je niet ingrijpen op het moment dat je discriminatie ziet gebeuren, maar misschien kun je wel achteraf naar die persoon toe om te helpen.”
Sinds januari 2024 kun je discriminatie melden via discriminatie.nl. De meldingen uit Rotterdam komen dan automatisch bij Radar terecht. “We zijn echt meer naar de mensen – naar de Rotterdammers – aan het toe gaan, maar het kan altijd nog beter.”