Zorgen over de toekomst van wildopvangcentra: ‘Kan het zo doorgaan?’

Het Rotterdamse wildopvangcentrum Stichting Vogelklas Karel Schot vreest voor zijn voortbestaan. Samen met de acht andere opvangcentra in Zuid-Holland luiden ze de noodklok. De financiële situatie is voor veel centra onhoudbaar. Confronterend was de sluiting van een opvangcentrum in Delft afgelopen jaar. 

Hou houd je als wildopvangcentrum in Nederland het hoofd boven water? Dat is een vraag waar André de Baerdemaker van Karel Schot zich dagelijks mee bezighoudt. “De inkomstenbronnen zijn grillig”, ziet de Rotterdammer. “Elk jaar komen er meer dieren in de opvang, er is inflatie en we zijn grotendeels afhankelijk van giften en donaties. We hebben vorig jaar flink verlies geleden; dat kunnen we ons niet nog eens permitteren. Toch vrees ik daar wel voor.” 

Het einde van deze centra zou grote gevolgen hebben voor hulpbehoevende dieren. Jaarlijks worden er in Zuid-Holland zo’n 30.000 wilde dieren, zoals egels en vogels, geholpen. Als blijk van waardering stelt de provincie een eenmalige bijdrage van 50.000 euro voor, te verdelen over alle opvangcentra. Dat moet volgens André flink anders. “We willen structurele financiering, niet zomaar wat geld. Een ton per jaar, dat is nodig voor een opvangcentrum van onze omvang. Als de provincie en gemeenten nauw samenwerken, is dat een realistisch voorstel.”

Woensdag wordt er vergaderd over de toekomst van de wildopvangcentra in de provincie. Dit debat zal André, net als alle collega’s bij de andere centra in Zuid-Holland, met grote belangstelling volgen. “Het wordt een klein beetje nagelbijten vandaag.” 

De gedeputeerde heeft inmiddels laten weten het gesprek tussen opvangcentra en gemeenten te willen faciliteren.