Blog #6: Oma en Opa Kroketje

Christie Haalboom is een van de makers van I.N.D.O. en in haar blog kan je haar volgen in het maken van deze tv-serie.
Met Suus dook ik de keuken in, om een nieuwe poging te doen de kroketjes van haar oma na te maken… Daarover maakte ik deze vlog:


Opa en oma Kroketje

Natuurlijk heetten ze niet echt zo, opa en oma ‘Kroketje’. Maar feit was wel dat mijn oma de lekkerste Indische kroketjes maakte. Zó lekker zelfs dat mijn broer en ik op een dag stilzwijgend besloten dat haar achternaam – en die van opa dan ook – wel ‘Kroketje’ moest zijn.

De nieuwe achternaam hield echter niet lang stand. Ik wilde nog wel eens vol trots opscheppen over de kookkunsten van mijn oma Kroketje, maar oma ervoer geen gevoel van trots bij de naam. Misschien was het omdat mijn broer en ik langzaam richting een leeftijd gingen waarop het niet meer aandoenlijk was dat je je oma aansprak met een verwijzing naar een snack die je uit de muur kunt trekken. Maar waarschijnlijk was het meer het feit dat haar naam voor de tweede keer in haar leven verruild werd voor een naam die toch net wat minder mooi was. Haar achternaam was namelijk ‘Dom’. Nu kun je natuurlijk over ‘Dom’ en ‘Kroketje’ bakkeleien welke nou het minst sierlijk is, maar voordat ze met mijn opa trouwde heette mijn oma Pruyssenaere de la Woestijne’. Kijk, en dan snap ik achteraf dat je vindt dat het wel een keer genoeg is geweest met dat gerommel met die achternamen.

Toch terug naar de kroketjes, want daar ging het om. Die kroketjes waren zó lekker, zo zoetig, gevuld met groenten en met een héél dun paneerlaagje. En ze waren zacht, niet knapperig en ik at ze net zo lief koud als warm. En je rook ze door het hele huis. We kregen ze steevast als we op bezoek waren. De overgebleven kroketjes kregen we mee naar huis in een plastic zakje, dat ik goed vasthield op mijn schoot op de achterbank van de auto terwijl een gelukzalig gevoel over me heen trok, want ik had nóg een paar kroketjes om naar uit te kijken.

Wat ik toen niet door had, was dat die kroketjes symbool stonden voor veel meer dan alleen een goddelijk hapje. Ik kon die kroketjes namelijk alleen krijgen bij mijn opa en oma. Thuis konden we ze niet krijgen, bij vriendinnetjes niet, in de stad niet. Nergens was iets te vinden dat er mee te vergelijken was. Alleen daar, in dat flatje, waar je ze op de gang al kon ruiken, zodra je de oranje liftdeur opendeed. Ergens deed me dat beseffen dat opa en oma Kroketje ‘anders’ waren dan andere opa’s en oma’s. Dat ze iets unieks hadden. Niet alleen het eten, dat natuurlijk veel verder ging dan de kroketjes, was anders, maar ze praatten ook anders. Ze hadden zo’n leuk accent en soms zeiden ze gekke woordjes die ik anderen nooit hoorde zeggen, zoals ‘adoeh’, ‘ajo, ‘loh!’ en heel veel ‘ál’.

Nog zoiets waren de ‘tantes’. Vooral tante Emmy en tante Nana waren er vaak. Ze hielpen mee met koken en keken samen met mijn oma naar The Bold and the Beautiful, terwijl ze met een rollende ‘r’ hartstochtelijk commentaar gaven op de perikelen van de soapacteurs: “Adoeh! Wáárom toch, gaat Ridge met haar trouwen?” Die tantes waren trouwens niet allemaal per se ook mijn tantes. Maar Indische families zijn, zo kwam ook ik later achter, vaak behoorlijk ingewikkeld. Voor het gemak worden vrouwelijke familieleden vanaf een bepaalde leeftijd daarom maar te pas en te onpas tante genoemd.
Net zoals het eten, de manier van praten en de tantes, waren er nog wel meer dingen die typisch waren. Of ik er helemaal bij stil stond dat het typisch Indisch was, durf ik niet te zeggen, maar typisch was het wel. Ik wist toen ik klein was ook wel dat mijn vader niet in Nederland was geboren, maar in Indonesië, of nog specifieker in Jakarta (of was het nou Yogjakarta? Of Java? Poeh, al die namen, zo ver weg…). Maar op de een of andere manier heb toch ik al die kleine typische dingetjes los gezien en gevoeld van mezelf. Er zijn drie momenten waarop tot me doordrong dat al dat Indische ook met mij te maken had. De eerste keer was toen ik een jaar of acht was. Tijdens het thee drinken vroeg de moeder van mijn beste vriendinnetje me ineens of mijn ouders allebei uit Nederland kwamen. Ik gaf het enige juiste antwoord op die vraag en mijn vriendinnetje vroeg aan haar moeder waar Indonesië lag. “Aan de andere kant van de wereld”, antwoordde haar moeder. “Oh”, zei mijn vriendinnetje terwijl ze mij weer aankeek, “daarom zie je er zo gek uit”.

De tweede keer was ongeveer een jaar later. Mijn broer werd vanaf de overkant van de straat door een buurtjongen uitgescholden voor stomme Turk. Langzaam ging ik me toch afvragen of we er nou echt zo anders uitzagen. We waren toch ook gewoon Nederlands? Overigens heeft dit voorval ons geen trauma opgeleverd. Daarvoor waren we te zeer verbaasd over de stupiditeit van het gekozen scheldwoord.

De derde keer was ik op een leeftijd dat ik wel al goed wist dat ik Indo was, maar daar waren vooral nog de rijsttafel en kroketjes van mijn oma, en af en toe een ‘adoeh’, aan gekoppeld. Ik was achttien jaar en tijdens de les maatschappijleer vroeg de docent aan iedereen in de klas om zijn of haar hand omhoog te steken wanneer beide ouders in het buitenland waren geboren. Een paar handen gingen de lucht. Vervolgens verzocht hij iedereen van wie één ouder in het buitenland was geboren om zijn of haar op te steken. Mijn hand ging omhoog. “Zo, iedereen die nu met een hand omhoog zit, is volgens het CBS een allochtoon”, deelde hij ons mee. Bam. Daar was die dan. Zo kom je er op je achttiende achter dat je allochtoon bent. Ik was dan wel een Westerse-allochtoon, volgens het CBS. Nee hoor, Indonesië ligt nog steeds niet in het westen, maar voor Indonesië (en overigens ook Japan) maakt het CBS ten behoeve van de begripsbepaling een uitzondering. Zo werd het wel erg ingewikkeld met die identiteit van mij. Ik was Nederlander, maar ook Indo. Ik was een allochtoon met een Indonesische achtergrond, maar wel Westers. In ieder geval werd voor mij wel duidelijk dat dat Indische toch wel echt over mij ging. Sterker nog, dat Indische zat ergens in mij!

Het Indisch-zijn was voor mij heel lang iets aan de oppervlakte, iets wat ik vooral zintuigelijk ervoer: de smaak, de geuren, de klanken. Maar langzaam kwam het besef dat het verder ging dan lekker eten. Langzaam kwam het gevoel dat er ook een hele cultuur en geschiedenis aan vastzaten, zowel van mijn familie als van een land ver van hier. Er is een hele geschiedenis en vele verhalen waar ik geen weet van heb, maar die onlosmakelijk met mij verbonden zijn, die ook over mij gaan!

En dat hele besef van een generatie, van geschiedenis en van cultuur drong voor het eerst tot mij door toen mijn oma overleed en ik ineens besefte dat ik nooit meer in mijn leven haar kroketjes zou kunnen proeven.